Zoals ik al eerder schreef houden wij van blijvende planten, deze vragen minder bodembewerking en zijn dus beter voor het bodemleven, bovendien zijn dit vaak gewassen waar in de winter of vroeg in het voorjaar al van geoogst kan worden. Eind 2017 kregen wij een paar handjes vol crosne en hebben deze in de middencirkel geplant. Het eerste jaar was de oogst niet geweldig, de droge zomer van 2018 zal hier zeker aan hebben meegeholpen. Gisteren hebben we weer geoogst en nu zit de bodem vol met mooie kleine knolletjes, zie foto.
De Nederlandse naam van crosne is Japanse andoorn, nogal vreemd voor een plant die oorspronkelijk uit centraal en Noord-China komt. De Latijnse naam is Stachys affinis of Stachys sieboldi, genoemd naar Jonkheer Philipp Franz Balthasar von Siebold die van 1823 tot 1829 geneesheer was op Dejima (de Nederlandse handelsnederzetting in Japan), met de opdracht om een natuurhistorische verzameling aan te leggen. Leuk om te weten dat mijn voorvader Carel Lewis zo’n 30 jaar eerder als scheepsdokter ook in Dejima is geweest, maar nu dwaal ik af.
In 1878 nam de Franse botanicus Nicolas-Auguste Pailleux de plant voor het eerst mee naar Europa en noemde deze naar zijn woonplaats Crosne, zo’n 18 kilometer onder Parijs.
Het is een winterharde, kruidachtige plant met ondergrondse stengels waar kleine (circa 5 centimeter lange) geribbelde knolletjes groeien. De knolletjes lijken op larven of een Michelin mannetje. De plant staat bekend als woekeraar, maar doordat wij graspaden tussen de perken hebben houdt de grasmaaier hem in toom.
De knol is calorie-arm en bevat geen zetmeel maar stachyose, verder bevat hij vitamine B en C, ijzer en verschillende minerale zouten. Je kunt de knollen na de oogst niet lang bewaren, dus binnen een paar dagen eten of maximaal een week in de koelkast bewaren. Je hoeft ze niet te schillen en kunt ze het beste direct na het oogsten wassen.
De knollen zijn knapperig en de smaak is heerlijk, deze wordt als fris en nootachtig omschreven. Onze eerste oogst hebben wij kort gebakken, een paar minuten met/zonder olie in de pan tot ze een bruin korstje krijgen, Met een beetje zeezout en peper zijn ze heerlijk als snack of bijgerecht.
Je kunt ze ook rauw in een salade verwerken, eventueel raspen, of bakken, blancheren, wokken, inmaken en frituren in een tempurabeslag. Ook kun je de crosne aan de groentesoep toevoegen, om de knapperige structuur te houden voeg je hem aan het eind toe. De bladeren van de plant kunnen (gedroogd) in thee worden gebruikt.
In Frankrijk was de crosne aan het eind van de 19e eeuw razend populair, dat het nog steeds wordt gezien als culinaire groente merk je aan de vele Franse recepten die op Google te vinden zijn, hier worden je smaakpapillen toch blij van https://www.papillesetpupilles.fr/2006/01/crosnes-aux-herbes.html/
Wat leuk Peter om jou tegen te komen in de zoektocht naar wat diw gekke knolletjes in mij tuin toch zijn. Heel fijn voor deze winter.